De inpik of catch of ‘plaatsen’ is het eind van de recover en het begin van de haal.

Bij de inpik is de roeier zo ver mogelijk opgereden. Hij zit sterk en hoog en heeft zijn schouders voor het bankje. De schouders zijn ontspannen en de binnenschouder is laag. De kniehoek is op z’n scherpst en de schenen staan bijna verticaal. De buitenarm is volledig gestrekt, de binnenarm mag licht gebogen zijn. Tijdens de inpik valt het blad met een subtiele armbeweging in het water. Er wordt ingepikt tijdens het laatste stukje van het oprijden om stilzitten voorin te voorkomen.

Vaak gemaakte fouten bij de inpik

Te hard inslaan
De fout dat de kracht bij de inpik vooral verticaal omlaag is gericht. De inpik moet wel snel, maar niet hard zijn. Het ‘denken’ bij de inpik moet horizontaal gericht zijn. Een harde inpik is vaak een gevolg van te laag aanhalen – en daardoor dus ‘vliegeren’ – bij het oprijden.

Bokkepoten
De veel voorkomende foutieve pols/handstand. Bij de inpik (en de haal) moeten je onderarmen en handen (tot aan je knokkels) één rechte lijn vormen. Je vingers zijn slechts haken die losjes om de handle (dat is het uiteinde waar je de riem trekt) grijpen. (Bij de uitzet en recover zijn de polsen dus wel gebogen, naar beneden).

In de boot duiken
Bij het oprijden met je armen en/of je hele lijf naar beneden, naar de kiel bewegen. Pas hiervoor op. Dus niet bij het oprijden, na het passeren van de knieën of – iets later – boven de voeten, de riemen naar beneden drukken.

Onderuit trappen
Met je bankje naar achter schieten over de slidings, terwijl je armen en romp naar voren gaan. Na de inpik moet er eerst druk worden opgebouwd op het blad voordat er wordt uitgetrapt. Door te vroeg uit te trappen ontstaat er verstoring in de boot.

Zie ook: Vaak gemaakte fouten bij roeiers

Laatst bijgewerkt op 06/05/2020

Foutje gespot? Aanvullingen aan dit artikel? Jouw eigen kennis delen? Neem contact op met de redactie.